Er was vroeger nog een andere wet, het gruitrecht, die brouwers verplichtte met kruiden te brouwen. Je had als brouwer niet eens de vrijheid zelf je kruidenmengsel samen te stellen. Je moest het kopen bij de gruiter, een man die door de overheid was aangewezen.
Tja, toen ontstond het Reinheitsgebot, omdat ze de Beierse brouwers wilden beschermen. Door anders te brouwen, kon je vreemdelingen buiten houden. En eigenlijk was het gewoon een vervanging van een kruidenmengsel door hop. Want van melkzuur, bottelsuiker en de andere toevoegingen waar wij tegenwoordig zo prat op gaan, hadden ze toen nog nooit gehoord.
Later bleek ook buiten Beieren dat bier met hop veel lekkerder was en langer houdbaar bleef. Met hop brouwen was strafbaar. Hoppenbrouwers werden vervolgd. Het woord hoppenbrouwer werd een scheldwoord (en achternaam). Jammer, want het bier was veel beter. Het reinheitsgebot had het wat dat betreft toch bij het rechte eind.
En dit soort situaties zijn nooit houdbaar, dus het gruitrecht werd vervangen door een andere belastingvorm, die de ingredientenkeuze niet beperkte.
Daar zit dan nog het enige nadeel van het reinheitsgebot, je kan er prima bier mee maken, tot in de 21e eeuw, maar het is wel een beperking van vrijheid. Maar ja, het is bij ons nooit een wet geweest, dus niemand heeft zich er ooit aan hoeven houden, daarom heeft het bij ons waarschijnlijk ook nooit iets beperkt.