Ik heb een vraag over de factor 0,135 die door de meeste Brouwers wordt gebruikt bij de berekening van het alcoholgehalte uit begin en eind SG met een hydrometer.
Tijdens de gisting gebeurt er veel in onze wort. Suiker wordt niet alleen omgezet in alcohol, maar ook gebruikt voor de opbouw van gistcellen. Eiwit, hophars en mineral samenstelling verandert tijdens de gisting met gevolgen voor het SG. Door de afname van de hoeveelheid suiker tijdens de gisting daalt het SG, maar door de gevormde alcohol ontstaat er nog een extra SG afname.
Het is bekend dat met de factor 0,135 het alcoholgehalte bij benadering wordt berekend. We noemen dit het schijnbare alcoholgehalte.
Maar mijn vraag is:
Met welke van de bovengenoemde factoren houdt deze factor nu precies rekening? Allen de suiker afname? Of ook met het gevormde alcohol?
Ik vraag dit omdat ikzelf met de factor 0,116 reken. Deze factor heb ik 15 jaar geleden in de eerste versie van mijn excelprogramma opgenomen en gebruik ik nog steeds. De meeste formules waar ik toen mee gestart ben zijn afkomstig uit het Belgisch/Nederlandse magazine proost. Een magazine dat in die tijd tweemaandelijks verscheen. Volgens mij komt deze factor ook uit proost, maar dat weet ik niet meer zeker.
Als ik bier bottel gebruik ik de formule: ((begin SG - eind SG)*0,116)+ 0,3 (hergisting op fles).
Daarnaast bereken ik ook het alcoholgehalte met de kook methode. Dus het SG verschil van het bier voor koken en na koken aangevuld tot oorspronkelijk volume. Deze formule is wat ingewikkelder, maar de uitkomsten van beide methodes komen meestal goed overeen.
Vorige week heb ik met mijn hydrometer wat testen gedaan in diverse concentraties suikeroplossingen met variërende alcoholgehalten. Daar kwamen interessante resultaten uit die ik later met jullie wil delen. Pas als ik wat meer weet over de factor 0,135.
Ik verneem graag van jullie.