
Of heb ik het mis?
Nee hoor! Het principe van de analyse die je toepast is zeer goed; het is een z.g. pyknometing. Een pyknometer is een geijkt "maatkolfje" met een specifiek glazen dopje.
De bijbehorende meettemperatuur is zeer belangrijk.
Een dichtheidsverschil van 0,010 eenheid betekent een verschil van slechts 250 mg (lees 250 microliter) water op een totaal van 25 g (slechts 1 % gewichtsverschil).
De nauwkeurigheid kun je verhogen door met grotere maatkolven te werken.
Zoals in het verleden al gezien (zie dit forum) is het nauwkeurig meten van jong bier zeer problematisch; m.n. het CO2 verwijderen is lastig.
Je opzet van de analyse om het alcoholgehalte te bepalen via koken als ook de restdichtheid meting (= onvergistbare suikers) na koken is een prima methode om een idee te krijgen van het daadwerkelijk gerealiseerde alcohol-gehalte van je bier en de vergistingsgraad.
Je zult zien dat de berekende en de gerealiseerde waarden nogal kunnen afwijken omdat we m.n. geen bijstuurmogelijkheden hebben als amateurbrouwers binnen het belangrijke T 60-70 °C bereik van een maisch.
We leggen temperaturen, verblijftijden en opwarmsnelheden vast maar hebben geen idee van de diastatische snelheid van beta- en alfa amylase. Vandaar dat we altijd verrast zijn van het eindresultaat. Dit maakt het brouwen ook boeiend.
Bovengenoemde analysen zijn eenvoudig uit te voeren en verbeteren m.i. brouwtechnieken.
Groet Paul