 

| |
LAGEREN
Lageren van bier na de hoofdgisting is zoals iets wachten op je
beurt in een druk bezochte bakkerswinkel. Geduld is dan een schone zaak,
maar je moet wel goed oppassen dat je niet je beurt voorbij laat gaan.
In dit artikel wordt ingegaan op de verschillende aspecten die verbonden
zijn aan het lageren. Daarbij wordt onder andere behandeld de gewenste
lagertemperatuur en -tijd en wordt antwoord gegeven op de vraag of het
overhevelen direct na de hoofdvergisting nu wel of niet noodzakelijk is.
Voor het goede begrip
Om misverstanden te voorkomen het volgende: onder lageren versta ik het
laten rusten van het bier voorafgaande aan het bottelen van het bier. In
de traditionele professionele brouwerijen wordt het bier na de hoofdvergisting
overgepompt van het gistvat in een lagertank (slangen wordt dit in het
brouwersvakjargon genoemd). Met de komst van de cilindrisch conische tanks
(cct) gebeurt dit tegenwoordig niet overal meer. Ook amateurbrouwers hevelen
hun bieren niet altijd meer over. De voor- en nadelen verbonden aan het
al dan niet overhevelen zal ik later behandelen.
Commerciële brouwerijen onderscheiden bij het lageren een tweetal
fases: de rijpingsfase en de echte lageringfase. Tijdens de rijpingsfase,
die zeer kort na de hoofdgisting plaatsvindt, ondergaat het bier vooral
een smaakverandering. De rijping wordt uitgevoerd een paar graden onder
de gistingstemperatuur. Het jongbierkarakter (te herkennen aan een gistachtige
en volle boterachtige smaak) verdwijnt en het bier krijgt meer zijn uiteindelijke
smaak.
Gedurende het eigenlijke lageren laat men de temperatuur verder zakken
en raakt het bier verzadigd met het koolzuurgas dat gevormd wordt. Door
gedurende een langere periode de lage temperatuur aan te houden kan het
koolzuur zich goed binden aan het bier. Voor pilsbrouwers die hun bier
niet laten hergisten op de fles is dit zeer belangrijk. Voor brouwers van
bieren met hergisting op de fles is dit niet zo van belang omdat de koolzuurbinding
in de fles kan plaatsvinden.
Wanneer overhevelen
In het geval we het bier overhevelen direct na de hoofdgisting moeten we
het tijdstip daarvan nauwkeurig bepalen. Het overhevelen mag niet te vroeg
maar zeker ook niet te laat uitgevoerd worden.
In gistend bier zweven veel levende gistcellen. Tegen het einde van
de vergisting zakken deze cellen naar beneden. Als we te vroeg overhevelen
zullen er veel gistcellen meegenomen worden naar de lagertank. Aan de ene
kant is dat gunstig en aan de ander kant weer niet.
Gunstig is dat de gistcellen in staat zijn de tijdens de hoofdgisting
gevormde diacetyl weer af te breken tot onder de smaakdrempel (diacetyl
is een stof met butterscotch, boterachtige smaak).Verder is gunstig dat
de vergisting nog lang niet is beëindigd en dat er volop koolzuur
ontwikkeld wordt die het bier kan beschermen tegen oxidatie.
Nadelig voor de kwaliteit van een bier is het uiteenvallen van afgewerkte
oude gistcellen. Autolyse wordt dit proces genoemd. Door sommige amateurbrouwers
wordt gedacht dat autolyse pas plaatsvindt na het lageren. Dit is niet
het geval, autolyse vindt continu plaats. Tijdens de hoofdvergisting zijn
de gevolgen van de autolyse echter minimaal omdat de stoffen die vrijkomen
door autolyse weer bouwstenen vormen voor nieuwe cellen. Na de hoofdvergisting
worden er zo goed als geen nieuwe gistcellen aangemaakt. De autolyseproducten
blijven dan in het bier met alle negatieve gevolgen vandien. Deze negatieve
gevolgen bestaan uit het ontstaan van zwavelachtige smaken en het vrijkomen
van aminozuren en eiwitsplitsende enzymen die beiden schuimnegatief werken.
Traditioneel wordt in de professionele brouwerij geslangd als 85 tot
90% van de maximaal vergistbare suikers door de gist verbruikt zijn. Het
bepalen van de hoeveelheid maximaal vergistbare suikers kan eenvoudig door
een klein beetje wort te nemen, daar een overmaat aan gist toe te voegen
en de vergisting te laten uitvoeren bij een hogere temperatuur. Het wort
moet daarbij regelmatig geschud worden. De truc bestaat eruit het monster
sneller te laten vergisten dan het hoofdwort zodat je op tijd weet wat
het eind soortelijk gewicht zal zijn. Het spreekt voor zich dat de gist
die je gebruikt voor het monster dezelfde moet zijn als die je gebruikt
voor het hoofdwort. Door een klein beetje jongbier uit het gistvat te nemen
en daarvan het soortelijk gewicht te meten kun je vaststellen welk percentage
vergistbare suikers nog aanwezig is.
Het is goed te realiseren dat de hoofdvergisting voor een stukje nog
bezig moet zijn als er overgeheveld wordt. Door afkoeling van het wort
zullen de nog vergistbare suikers langzaam vergist worden. In het boek
Abriß der Bierbrauerei van prof. Ludwig Narziß is het verloop
van een klassieke lagering weergegeven. In de tabel "Traditionele lagering
pilsener" is dit verloop te zien.
Traditionele lagering pilsener
|
lagertijd in dagen |
0 |
3 |
7 |
14 |
21 |
35 |
49 |
63 |
biertemperatuur ºC |
4,5 |
3,0 |
2,7 |
1,0 |
0,0 |
-0,7 |
-1,0 |
-1,3 |
restant vergistbare suikers in ºP |
1,3 |
0,9 |
0,7 |
0,5 |
0,4 |
0,3 |
0,2 |
0,1 |
Bij interpretatie van deze cijfers moeten we ons ervan bewust zijn dat
het hier gaat om pilsener. Het stamwortgehalte van een dergelijk bier ligt
zo rond de 12 graden Plato (SG 1045). Overigens wordt tegenwoordig pilsener
in de praktijk geen 2 maanden gelagerd maar 3 tot 6 weken.
Lagertijd
De benodigde lagertijd voor bovengistende bieren is een stuk korter dan
die voor pilsener. Dit komt omdat de lagering uitgevoerd wordt bij een
hogere temperatuur. Veel zelfbrouwers lageren bij een temperatuur tussen
de 15 tot 20ºC waarbij chemische processen veel sneller verlopen dan
bij 3 tot -1ºC.
Uit statistisch onderzoek dat ik ten behoeve van dit artikel heb uitgevoerd
blijkt, dat de optimale lagertijd bij 15 tot 20ºC ligt tussen de een
en vijf weken.
De gewenste lagertijd is afhankelijk van een aantal factoren:
-
intensiteit van de navergisting
-
begin soortelijk gewicht van het wort
-
temperatuur
-
gewenste helderheid
-
gewenste koolzuurverzadiging
Intensiteit navergisting
Er moeten voldoende suikers en gistcellen in het jongbier aanwezig zijn
voor de navergisting. Als dat niet het geval is zal de afbouw van diacetyl
traag verlopen waardoor een langere lagering vereist is.
Verder zorgt de koolzuurstroom er voor dat tijdens de hoofdgisting
gevormde ongewenste zwavelachtige verbindingen (stoffen met geuren als
rotte eieren, gekookte groente en "poep") vlot het bier kunnen verlaten.
Begin soortelijk gewicht
In de literatuur voor de professionele brouwers ben ik geen uitgewerkte
informatie tegengekomen met betrekking tot deze factor. Op grond van mijn
18-jarige ervaring als zelfbrouwer durf ik te stellen dat er geen lineaire
relatie bestaat tussen de gewenste lagertijd en het begin soortelijk gewicht.
Omdat er geen goede informatie te vinden is over de relatie lagertijd
en begin soortelijk gewicht heb ik een statistisch onderzoek uitgevoerd
aan de hand van de gegevens afkomstig van deelnemers aan de Open Nederlandse
Kampioenschappen voor Amateurbrouwers van een paar jaar geleden. Op grond
van dit onderzoek kom ik tot de volgende aanbevelingen voor het lageren
van zelfgebrouwen bieren.
Begin soortelijk gewicht |
Aanbeveling weken lagertijd |
1040 - 1060 |
1 – 3 |
1060 - 1080 |
2 – 4 |
1080 - 1100 |
2 – 4 |
Voor alle duidelijkheid wijs ik er op dat de aanbevolen lagertijden
niet gezien kunnen worden als een wet van Meden en Perzen. Langere lagertijden
zijn best mogelijk. Vast staat echter dat hele lange lagertijden bij een
hogere temperatuur (langer dan 8 weken bij een temperatuur boven de 15ºC)
uit den boze zijn.
Temperatuur
Hoe lager de temperatuur des te langer er gelagerd moet worden. Bij het
verlagen van de temperatuur moeten we omzichtig te werk gaan. Een te snelle
daling van de temperatuur kan er voor zorgen dat de navergisting geheel
stil komt te vallen. Het bier kan dan een te veel aan restsuikers hebben
waar we met het bepalen van de hoeveelheid suiker die we geven voor de
navergisting rekening mee moeten houden. Ook zal de afbraak van diacetyl
dan onvoldoende zijn.
Uit het hiervoor bedoelde statistisch onderzoek is ook gebleken dat
zelfbrouwers het beste resultaat krijgen bij lagertemperaturen tussen de
13 en 19ºC. De meest optimale temperatuur ligt bij 15ºC. Opmerkelijk
is dat het aanhouden van lage lagertemperaturen (3-10ºC) leidt tot
bieren die duidelijk minder hoog scoren.
Helderheid
Naar mate de temperatuur lager is zijn er minder eiwitten oplosbaar in
het bier. Langzaam zetten deze eiwitten zich af onder op de bodem van het
lagervat. Voor bieren die koud en helder gedronken worden zoals pilseners
is het van belang dat er geen troebelingen ontstaan als het bier geforceerd
gekoeld wordt.
Bovengistende bieren, die in den regel warmer gedronken worden, kennen
dit probleem niet. Verder heb ik gemerkt dat het helder worden van een
bier niet per se in het lagervat hoeft plaats te vinden. Het bier hoeft
niet helemaal helder te zijn als het gebotteld wordt.
Koolzuurbinding
Zoals we al eerder zagen lageren commerciële brouwerijen hun bieren
gedurende lang tijd om een goede binding te krijgen van het koolzuur dat
tijdens de lagering in de gesloten lagertank gevormd wordt. Amateurbrouwers
vergisten hun bieren niet onder druk. Het koolzuur dat gevormd wordt kan
vrijelijk via het waterslot ontsnappen. Pas na het bottelen van het bier
ontsnapt het koolzuur niet meer, de druk in de fles wordt groter en het
koolzuur bindt zich aan het bier.
Materiaal "lagertank"
Een lagertank kan van verschillend materiaal gemaakt worden. Tegenwoordig
zijn de gistings- en lagertanks van alle professionele brouwers, op een
enkele uitzondering na, gemaakt van het levensmiddelenveilige roestvrijstaal
(inox). Voor zover ik weet worden er in de Benelux alleen nog bij enkele
geuzebrouwers en bij Rodenbach grote houten vaten gebruikt. Dergelijke
vaten zijn zeer onderhouds- en infectiegevoelig. Verder zijn er in het
verleden ook veelvuldig aluminium tanks gebruikt, maar omdat deze veel
corrosiegevoeliger zijn en gezondheidsrisico's met zich mee kunnen brengen
zijn deze verdrongen door roestvrijstaal.
Amateurbrouwers hebben de keuze uit de volgende materialen voor een
"lagertank":
-
roestvrijstaal;
-
kunststof;
-
glas.
Roestvrijstaal
Net zo goed als roestvrijstaal ideaal is voor de professionele brouwer
is het dat ook voor de zelfbrouwer. Roestvrijstaal is levensmiddelenveilig,
goed te reinigen, geurvrij en lichtdicht. Als het vat goed geconstrueerd
is is het ook luchtdicht en kan het een zekere druk verdragen.
Het grote nadeel van roestvrijstaal is dat het zeer prijzig is. Dat
is jammer want het budget dat een zelfbrouwer heeft voor zijn hobby is
meestal niet zo heel erg groot.
Kunststof
Er bestaat volgens mij één heel groot voordeel aan kunststof
lagervaten: ze zijn zo lekker goedkoop. Ook zijn ze vrij licht en zijn
ze vaak voorzien van handige handvatten. Verder zijn ze, zo is mijn ervaring,
eigenlijk minder geschikt om te dienen als lagervat.
Ze zijn sterk krasgevoelig waardoor het goed desinfecteren wordt bemoeilijkt.
In de krassen kunnen zich micro-organismen nestelen die onvoldoende met
chemische middelen afgedood kunnen worden.
Ook nemen ze makkelijk geurtjes op en geven die later weer weg naar
het bier dat in het vat gelagerd wordt. Kunststof "ademt" altijd een beetje
en vormt geen goede barrière tegen zuurstofopname. Als de lagering
op haar einde loopt kan op die manier het bier gaan oxideren.
Glas
Grote glazen mandflessen zijn volgens mij goede vervangers van roestvrijstalen
vaten. Ze zijn levensmiddelenveilig, goed te reinigen en geurvrij. Verder
vormt glas een stevige barrière tegen zuurstof. Met behulp van wat
oude lappen kunnen ze afgeschermd worden tegen lichtinval zodat je daar
geen last meer van hebt (licht is zeer ongunstig voor de kwaliteit van
een bier).
Nadeel van grote glazen flessen is dat ze zwaar zijn en zonder mand
moeilijk verplaatst kunnen worden. En natuurlijk moeten we altijd oppassen
voor breuk.
Cilinder Conische Tanks
Niet alleen qua materiaal
maar vooral qua vorm zijn de lagertanks in de professionele brouwerijen
gewijzigd. Zo'n vijfentwintig jaar gelden konden we vooral liggende cilindrische
lagertanks vinden in de brouwerijen. De laatste jaren zijn deze tanks in
de moderne brouwerijen vervangen door staande cilinder conische tanks (cct).
De hoek tussen de wand van de tank en de conus hoort daarbij te liggen
tussen 60 en 70º. De verhouding doorsnede hoogte ligt meestal tussen
de 1:3 en 1:4. De cct's kunnen enorm groot zijn. Bij sommige brouwerijen
hebben ze hoogten tot 20 meter en daarom staan ze ook wel eens buiten opgesteld.
De cct's zijn meestal voorzien van koelmantels. Ook is het mogelijk
dat de temperatuur van het bier gecontroleerd wordt met behulp van pompen
en een externe bierkoeler.
De temperatuurscontrole maakt het mogelijk de hoofd- en navergisting
in een cct uit te voeren. Verder kan men door te variëren in temperatuur
en druk met zo'n tank het smaakprofiel van het bier beïnvloeden (een
verhoging van de druk zorgt voor minder gistingsnevenproducten).
Na de hoofdgisting laat men de temperatuur een paar graden dalen om
het bier te laten rijpen. Als de hoeveelheid diacetyl voldoende is afgenomen
verlaagt men de temperatuur verder tot de gewenste lagertemperatuur. De
gist verzamelt zich onder in de conus en kan via een tappunt afgelaten
worden (purgeren heet dit in brouwerstermen). Tijdens de lagering wordt
er ten minste één keer per week gepurgeerd. Omdat de tankinhoud
onder druk staat verloopt dit relatief eenvoudig. De gist op de conus kan
door de mantelkoeling extra gekoeld worden zodat autolyse zo veel als mogelijk
is beperkt wordt. Als de koeling van een cct aangebracht wordt op verschillende
hoogtes kunnen er allerlei stromingen in de tank worden gecreëerd
met stroomsnelheden tot 1,5 m per seconde, hetgeen zeer gunstig is voor
de vergistingsnelheid.
De cct's zijn naast een aflaatpunt onder in de conus ook voorzien van
een aftappunt boven het laagste punt van de conus. Via dit aftappunt kan
het heldere bier de tank verlaten.
Voor ons amateurbrouwers zijn hier in de Benelux geen kleine cct's
te koop. Degenen die de Amerikaanse bladen voor de zelfbrouwers lezen zullen
ongetwijfeld de advertenties voor dergelijke (kunststof) tankjes gezien
hebben. Jammer dat de vervoerskosten zo hoog zijn. Overigens zijn de tankjes
die in de USA te koop worden aangeboden in mijn ogen net iets te klein.
Bij bovengisting kan er zich een flinke schuimlaag vormen waardoor het
tankje maximaal voor 70% gevuld kan worden. Als het tankje een inhoudsmaat
heeft van 24 liter dan kun je er maar 17 liter wort in laten vergisten.
Een aardig
alternatief voor een cct kan zijn het op zijn kop zetten van een grote
glazen fles. Natuurlijk moeten we er dan goed voor zorgen dat het koolzuur
dat gevormd wordt de fles op een veilige wijze kan verlaten. Dit kan door
een roestvrijstalen of plastic buisje waarvan het uiteinde boven het bier
uitsteekt. De onderkant van de buis steek je door een goed sluitende rubberen
stop. Naast de lange buis maak je een kort buisje dat je ook door de stop
steekt. Zorg er goed voor dat de stop niet uit de fles kan komen als deze
met bier gevuld is. Bierbrouwen is een leuke hobby en dat moet het ook
blijven, ook voor je partner.
In de USA zijn complete setjes voor het ombouwen van een glazen fles
tot een cct te koop in de winkels met zelfbrouwartikelen. Bij mijn weten
worden deze setjes hier niet geïmporteerd.
Wel of niet overhevelen
Waarschijnlijk geïnspireerd door de praktijk van de laatste jaren
bij de professionele brouwerijen zijn er tegenwoordig wat meer zelfbrouwers
die hun bier niet overhevelen na de hoofdgisting. Hoofd- en nagisting worden
uitgevoerd in één gesloten gistvat. Men laat het bier kort
in het vat lageren en bottelt het bier zo uit het vat of hevelt het nog
even over om niet te veel gist mee te nemen. Diverse keren heb ik bieren
geproefd die op een dergelijke wijze gebrouwen zijn en ik moet eerlijk
bekennen dat deze bieren goed smaakten.
Aan het niet overhevelen zijn voor de zelfbrouwer zeker een paar voordelen
verbonden. Te noemen zijn het buiten de deur houden van oxidatie ten gevolge
van het overhevelen, een verminderd risico op infecties en je hebt een
krachtige rijping waarbij diacetyl in ruim voldoende mate afgebroken wordt.
Toch ben ik persoonlijk niet zo'n voorstander van het niet overhevelen
na de hoofdgisting. Anders dan bij de professionele cct's blijft het bier
gedurende de gehele lageringtijd in contact met alle afgewerkte gistcellen
en dat bij een temperatuur die een stuk hoger ligt. Volgens professor Narziß
kan dit de volgende negatieve gevolgen voor het bier hebben:
-
verhoging van de pH-waarde van het bier;
-
verhoging van de concentratie aan aminozuren waardoor de schuimhoudbaarheid
minder wordt en het bier gevoeliger wordt voor infecties;
-
vermindering van de smaakhoudbaarheid;
-
het vrijkomen van kleine vrije vetzuren die zeer schuimnegatief werken.
Relax don’t worry, have a homebrew
Als het niet overhevelen van een bier na de hoofdgisting zo ongunstig is
hoe kan het dan zijn dat je toch goede bieren krijgt, zo zul je je misschien
nu afvragen. Ik denk dat het antwoord op deze vraag gezocht moet worden
in het feit dat het brouwproces zeer complex is. Elke factor heeft zijn
eigen tolerantie. Topbieren krijg je als meerdere parameters geoptimaliseerd
zijn. Het feit dat één of zelfs meer parameters niet optimaal
zijn wil nog niet zeggen dat je een slecht bier krijgt. In het verleden
is mij bij het schrijven van receptenboekjes voor "De Roerstok" meer dan
eens opgevallen dat bieren die gebrouwen waren in strijd met de meest elementaire
brouwwetten toch in de prijzen vielen bij wedstrijden. Misschien is dit
de reden waarom Charlie Papazian van de American Homebrew Association de
slogan "Relax don’t worry, have a homebrew" heeft gelanceerd!
Toch kun je niet alle brouwwetten aan je laars lappen. Degenen die
alle wetten overtreden wonnen een prijs met een toevalstreffer. Prijswinnaars
die nauwgezet te werk gaan en steeds hun manier van werken bijstellen volgens
de laatste inzichten zie je in de verschillende receptenboekjes terugkomen.
Een prijs winnen bij een wedstrijd is geen teken van goed vakmanschap.
Regelmatig een prijs winnen is dat echter wel.
Conclusies
Aan het lageren van bier zijn meer aspecten verbonden dan wel eens aangenomen
wordt. De belangrijkste conclusies van dit artikel zijn:
-
de duur van de lagering dient steeds afgestemd te zijn op de omstandigheden
(omgevingstemperatuur) en biertype (zwaarte van het bier);
-
snel geforceerd afkoelen van het jongbier direct aan het begin van de lagering
is niet bevorderlijk voor de afbouw van diacetyl;
-
de meest optimale temperatuur om een zelfgebrouwen bier te lageren is 15ºC;
-
het verwijderen van het grootste gedeelte van de afgewerkte gist direct
na de hoofdgisting komt de kwaliteit van het bier ten goede;
-
het beste moment voor het overhevelen is tegen het einde van de hoofdgisting.
Het bier mag niet geheel helder zijn bij het overhevelen omdat de aanwezigheid
van een hoeveelheid (zwevende) gist gewenst is (afbraak diacetyl);
-
glazen mandflessen hebben als lagervat de voorkeur boven plastic jerrycans;
-
een goed sluitend vat van roestvrijstaal is ideaal voor het lageren van
een bier;
-
de duur van de lagering dient beperkt te blijven, koolzuurbinding en het
helder worden van het bier kunnen in de fles na het bottelen plaatsvinden.
Referenties
-
Prof. Ludwig Narziß, Abriß der Bierbrauerei, Ferdinand
Enke Verlag Stuttgart, 5e druk 1986.
-
Dr.-Ing. Karl-Ullrich Heyse, Handbuch der Brauerei-Praxis, Verlag
Hans Carl, 2e druk 1989.
-
"Mr. Wizard", A Primer on Secondary Fermentation, Internet: http://byo.com/96sep/wziard.htm.
-
Charlie Papazian, The Homebrewer=s
Companion, Avon Books New York 1994.
-
Dr.-Ing. Karl Unterstein, Zylindrokonische Gärtanks, Brauwelt
nr. 27/1992, Verlag Hans Carl Nürnberg.
-
Dr. Klaus Litzenburger, Erfahrung aus der Betriebsberatung, Gärung
und Reifung, Brauwelt nr. 16/1993, Verlag Hans Carl Nürnberg.
-
Prof. Dr. sc. techn. Gerolf Annemüller en Dr. sc. techn. Hans-Jürgen
Manger, Zylindrokonische Tanksysteme für die Gärung und Reifing
von Bier, Brauwelt nr. 24/25/1995, Verlag Hans Carl Nürnberg.
-
Hans-joachim Smidt, Optimierung der Gärung und Reifung, Brauwelt
nr. 18/1995, Verlag Hans Carl Nürnberg.
-
Prof. Dr.-Ing. Viktor Denk en anderen, Entwicklung eines Verfahrens
zur Regelung und Optimierung der Gärung und Reifung von Bier, Brauwelt
nr. 36/1995, Verlag Hans Carl Nürnberg.
Eerdere publicatie
Dit artikel is eerder gepubliceerd geweest in het vakblad voor de amateur
wijn-, bier- en likeurmaker en verwante hobby's Proost,
nr. 28, juli/aug. 1998.
|